zaterdag 14 december 2013

Pensioen, Zekerheid en Bodemzekerheid?

In een recent IPE artikel  "Pensioenfondsen: Stevige pensioenbodem voorwaarde risicobereidheid" wordt n.a.v. een survey door een aantal Nederlandse pensioenfondsen geconcludeerd:

Zolang er een vaste bodem onder hun pensioenrechten ligt, willen deelnemers en gepensioneerden best risico's lopen met hun pensioen.




Laten we eens wat dieper ingaan op deze conclusie.

Risicobereidheid deelnemers
Het feit dat pensioenfondsen de risicobereidheid van hun deelnemers toetsen is positief. De uitkomst dat deelnemers een positieve risicobereidheid hebben en solidair willen zijn, is ook bemoedigend.
Dat laatste werd overigens ook nog eens bevestigd door een onlangs gehouden breed en uitstekend onderzoek van de Pensioenfederatie.

Een stevige pensioenbodem
Bij de genoemde 'stevige pensioenbodem' begint het echter te knellen. De huidige - in de Pensioenwet verankerde - zekerheid bedraagt 97,5%. Deze zekerheid vereist in het nieuwe pensioencontract (tussenvariant) een dekkingsgraad van ongeveer ongeveer 126%. De huidige dekkingsgraden variëren gemiddeld rond de 105% en zijn al kunstmatig opgeplust met zo'n 3-5% door middeling en UFR-methodieken.

Gegeven de huidige economische vooruitzichten, een verwacht beleggingsrendement van ca. 5-6% gemiddeld en een risicovrije rente van zo'n 3% voor de komende jaren, zal het dus zeker zo'n 10 jaar gaan duren voor het eigen vermogen weer is aangegroeid naar het vereist eigen vermogen (corresponderend met een vereiste dekkingsgraad van 126%). Al die tijd zal er dus geen tot nauwelijks ruimte zijn voor indexatie.

Ter illustratie: zou wel besloten worden tot gedeeltelijke indexatie bij dekkingsgraden boven de 105%, dan zou de hersteltermijn waarin het vermogen aangroeit tot aan het wettelijk vereist vermogen langer worden dan de in de tussenvariant genoemde maximale herstelduur van 10 jaar, en zullen pensioenen dus - na een eerdere indexatie- alsnog gekort moeten gaan worden.
DNB noemt deze uitkomst in een eerder onderzoek 'ongewenst zig-zag beleid'.

De enige weg uit dit dilemma, lijkt te zijn om dan maar de huidige wettelijke zekerheid te verlagen.
Echter, het verlagen van de wettelijke 97,5% zekerheid naar een lager percentage van zeg 95% of 90% (een lagere 'bodemzekerheid'), biedt slechts beperkt perspectief.
In dit geval neemt het vereist eigen vermogen en de daarmee corresponderende dekkingsgraad af naar (stel) 115% of 110% en ontstaat er daardoor eerder en meer indexatieruimte.  Indien echter het verwachte rendement over de maximale herstelperiode niet wordt behaald, dienen de pensioenen alsnog (dakpansgewijs) gekort te worden

Daarnaast geldt dat als de dekkingsgraad achtereenvolgens 5 jaar lang onder de 105% blijft, de pensioenen direct (en niet dakpansgewijs) moeten worden gekort (IORP-richtlijn).
Tegen deze situatie zitten sommige pensioenfondsen al dicht aan: http://goo.gl/1wjcwA

Conclusies
Concluderend kan gesteld worden dat - onafhankelijk van voor welke wettelijk zekerheidspercentage er wordt gekozen - het verstandig lijkt om een stabiel en zo stabiel mogelijk indexatiebeleid te voeren. Bijvoorbeeld door pas en uitsluitend indien het over de afgelopen 5-jaar gemiddelde rendement meer bedraagt dan de gemiddelde risicovrije rente, dit meer-rendement voor indexatie te bestemmen.

Als verdere verlenging van levensduur dan ook nog vertaald zou kunnen worden in een latere pensioendatum en de premie op een dusdanige wijze wordt berekend dat de nominale rechten (zonder een voorschot te nemen op toekomstige rendementen en indexaties) veilig kunnen worden ingekocht, ontstaat er weer perspectief in pensioenland.

De Paradox
Tenslotte: De paradox blijft  "hoe meer zekerheid we vooraf eisen, hoe minder we het kunnen waarmaken". Andersom geldt ook "hoe meer we een goed pensioen kunnen waarmaken, hoe minder we aan zekerheid vooraf zullen eisen". De kunst is te leren leven met "een zeker pensioen in een onzekere wereld"

Geen opmerkingen:

Een reactie posten